Zin en onzin van vermogensmeters in de wedstrijd
Frank Vandewiele
Herinnert u zich nog de Tour van 2009? De vijftiende etappe naar Verbier? Astana controleert en Contador valt aan op de laatste van 6 beklimmingen. Een indrukwekkende versnelling op 5 km van de top. Aanvalslust wordt beloond aldus de commentatoren. Tot zover de gazettepraat.
In een van zijn lezingen analyseert professor Ch. Dauwe die prestatie en vergelijkt ze met andere toppers, toppers van toen en nu. Hij stelt vast dat die absolute top nagenoeg over hetzelfde klimvermogen beschikt en dat zij derhalve op dat vlak sterk aan elkaar gewaagd zijn.
Dat Contador kon wegrijden tijdens de laatste 5 km had hij te danken aan zijn superieure (an)aerobe energiereserve en dus niet echt aan zijn aanvalslust. Die aanvalslust heeft hij trouwens altijd gehad maar op het einde van zijn carrière was dat niet voldoende, hij werd steeds teruggepakt. El Pistolero kon immers niet meer over die bovengemiddelde reserve beschikken. Zijn sterkste punt was zijn zwakste punt geworden.
Hoe Alberto het in 2009 deed, doen anderen het vandaag. De energiereserve boven hun Critical Power niveau in de finale uitspelen is de enige tactische mogelijkheid om te winnen. Beweren dat het saaie wedstrijdverloop van nu de fout is van Sky en hun vermogensmeters is dus een zwaktebod. Team Sky maakt gewoon 100% gebruik van de kennis van de fysiologische mogelijkheden van hun renners. Andere ploegen nemen er dus maar beter een voorbeeld aan.
Zoals ik in de derde editie van mijn boek “Trainen op vermogen” aangeef, is de vermogensmeter een “leermeester”, hij leert de atleet zichzelf door en door te kennen. Niet alleen fysiek maar ook mentaal. Deze zelfkennis is het geheim achter de wedstrijdprestatie, niet het fietscomputertje. Bovendien wordt dit toestel in de wedstrijd hoofdzakelijk gebruikt om wedstrijdprofielen op te stellen en de trainingen daar achteraf op af te stellen.