Sportim

View Original

De sprint tussen van Aert en van der Poel

Of hoe een klein beetje energie een groot verschil kan maken

Frank Vandewiele

Je moet het Wout van Aert nageven, zijn analyses na een wedstrijd zijn altijd heel openhartig. Ook nu na het WK veldrijden 2023.

“I hate it but I love it”

“Ik hing eraan om eraan te hangen”.

“Mathieu was de sterkste, maar dat wil niet zeggen dat ik niet had kunnen winnen”.

“Ik moet nog eens goed nadenken over de fout die ik maak”.

Alhoewel dat laatste zinnetje een antwoord lijkt te zijn op een suggestieve vraag van een sportverslaggever, loont het de moeite om na te gaan of er ook een wetenschappelijke uitleg is voor die mindere ultieme jump.

Had Wout kunnen winnen en heeft hij inderdaad een fout gemaakt?

Wij hebben zelf eens nagedacht over de “fout” van Wout. Doordat wij echter niet beschikken over de exacte vermogenswaarden noch over de absolute anaerobe reserve van beide kanjers, moeten wij noodgedwongen terugvallen op onze eigen database maar eigenlijk maakt het voor het punt dat we willen maken niet veel uit.

Een excellente sprinter die wij begeleiden kan volgende cijfers voorleggen:

·      Maximaal vermogen over 30” : 1005 Watt

·      Sprint power over 13”: 1371 Watt

·      Sprint power over 15”: 1348 Watt

·      Sprint power over 17”: 1327 Watt

Een kleine berekening leert ons dat onze renner in dertig seconden 82% van zijn anaerobe energiereserve - want daar gaat het over: de anaerobe energiereserve - kan opsouperen wat hem het etiket “explosieve renner” oplevert.

Op de filmbeelden is te zien dat Mathieu van der Poel ongeveer 13” voluit doorgaat. In het voorbeeld van onze renner betekent dit dat hij dan 57% van zijn anaerobe energiereserve beschikbaar moet hebben. Dat Wout volgens sommigen (en volgens zichzelf?) vroeger had moeten aanzetten, betekent fysiologisch gezien en weer in het voorbeeld van onze eigen renner dat om 15”of 17” voluit te gaan er een reserve van respectievelijk 64 % en 71 % in de tank moet blijven.
Een lange sprint houdt dus in dat de renner sowieso een groot deel van zijn anaerobe reserve beschikbaar moet houden.
Na een uur cross op dergelijk niveau en doordat Wout zelf aangeeft “er maar aan te hangen”, lijkt het onwaarschijnlijk dat Wout nog over zoveel reserve beschikte.

Had Wout zondag niet de superbenen? Kan zijn.
Kan Wout een lange sprint aan als hij top is? Kan zijn.

Mocht op die laatste vraag negatief worden geantwoord, blijft de vraag of dergelijke eigenschap te trainen is. Ja, maar de volgende vraag is of dat wenselijk is gezien zijn helpersrol voor Vingegaard in de Tour. Neen, want voor die rol moet hij zijn anaerobe reserve immers anders beheren omdat voor de lange beklimmingen eerder een “trage dood” de juiste keuze is.

Wat dan met de groene trui in de Tour? Er zou al heel wat moeten misgaan om die trui niet te pakken en wel om volgende redenen:

·      Met een goede “lead out” kan hij zijn eigen anaerobe reserve opsparen en een lange sprint vermijden.

·      In de zwaardere ritten – waar een select groepje naar de meet komt – komen de typische sprinters niet meer in beeld.

·      Zijn anaerobe reserve is groot genoeg om zich bij de tussensprints onder de topsprinters te mengen en dus punten te pakken.

Nog dit: 10 % meer of minder anaerobe energie vertegenwoordigt slechts de energie van een slok coca cola. Het systeem heeft dus een zeer kleine capaciteit maar kan daarentegen een enorm vermogen leveren. De gevolgen waren zondag duidelijk.

Besluit. Kon van Aert dit WK winnen? Meer dan waarschijnlijk niet.